Replicatie

Op deze pagina kunnen systeembeheerders replicaties beheren. U kunt replicatietaken maken, bewerken en verwijderen. U kunt de synchronisatie ook starten/stoppen en informatie van uw replicatietaken bekijken.

Gedeelde map

Een replicatietaak voor een gedeelde map maken:

  1. ga naar tabblad Gedeelde map.
  2. Klik op Maken.
  3. De Replicatietaak maken-wizard verschijnt. Volg de instructies van de wizard om een gedeelde-mapreplicatie te maken.

Opmerking:

  • De gedeelde map moet op een Btrfs-volume staan.
  • Overeenkomstig uw omgeving en behoeften kunt u ervoor kiezen om gedeelde mappen te repliceren naar een ander Synology NAS of een ander Btrfs-volume op het lokale Synology NAS.
  • U kunt een-naar-veel/uitgebreide replicaties maken van een gedeelde map naar maximaal 3 verschillende servers. Iedere gedeelde map kan echter slechts een externe replicatietaak naar elke doelserver hebben.
  • Het maximum aantal replicatietaken is 64. Raadpleeg de technische specificaties voor meer informatie.
  • Poort 5566 is gereserveerd voor gegevensoverdracht van replicaties van gedeelde mappen. Zijn de bron- en doelservers verbonden met verschillende routers, dan moet u eerst de poort doorsturen instellen.
  • Snapshots die niet tijdens de toegestane tijd worden genomen, worden overgedragen bij het starten van de toegestane tijd.
  • Synology Office-gegevens kunnen niet naar een externe server worden gerepliceerd. We raden aan om Hyper Backup te gebruiken om uw Synology Office-gegevens te back-uppen.

Een gedeelde-mapreplicatie verwijderen:

  1. selecteer de gedeelde-mapreplicatietaak die u wilt verwijderen.
    Opmerking: met de toetsen Ctrl of Shift kunt u meerdere items selecteren.
  2. Klik op Actie > Verwijderen.
  3. U ontvangt een bevestigingsbericht. Klik op Verwijderen om het verwijderen te bevestigen.

Een gedeelde-mapreplicatie bewerken:

  1. selecteer de gedeelde-mapreplicatietaak die u wilt bewerken.
    Opmerking: met de toetsen Ctrl of Shift kunt u meerdere items selecteren.
  2. Klik op Actie > Bewerken.
  3. Er verschijnt een venster met de volgende tabbladen:
    • Partnerserver
    • Schema
    • Geavanceerd
  4. In het tabblad Partnerserver kunt u partnerserverinformatie zoals hostnaam, gebruikersnaam en wachtwoord bewerken. Klik op Geavanceerde instellingen en er verschijnt een venster met de volgende tabbladen:
    • Partnerserver: wanneer u aangepaste poort doorsturen-regels gebruikt, kunt u de poorten wijzigen die door deze server voor verbinding met de partnerserver worden gebruikt.
    • Bronserver: wanneer u aangepaste poort doorsturen-regels gebruikt, kunt u het IP en de poorten wijzigen die door de partnerserver voor verbinding met deze server worden gebruikt.
      Opmerking: voer geen IP bij Bronserver in om automatisch het beschikbare IP te detecteren voor verbinding door de partnerserver.
  5. In het tabblad Schema kunt u de volgende instellingen configureren:
    • Replicatieschema: Schakel het selectievakje Replicatieschema inschakelen in en stel de tijd en frequentie van de taak in.
    • Time-outmeldingsinstelling voor geplande synchronisatie: U krijgt een melding wanneer de tijd van de geplande synchronisatie de wachttijd overschrijdt.
      Opmerking: wanneer u de wachttijd instelt op 0 zal het systeem geen time-outmeldingen verzenden.
    • Snapshots alleen in overdrachtsperiode verzenden: U kunt een periode instellen waarbinnen alleen tijdens daluren snapshots mogen worden overgedragen. Hiermee vermindert u de impact van de overdracht van snapshots op de systeemprestaties. Alle onvolledige overdrachten worden hervat tijdens de volgende toegewezen periode.
    • Onveranderlijke snapshots: Schakel dit selectievakje in en stel een Beschermingsduur in. Deze functie voorkomt dat gerepliceerde snapshots tijdens een bepaalde periode worden verwijderd. Advies is een periode van 7 tot 14 dagen in te stellen.
  6. In het tabblad Geavanceerd kunt u de volgende instellingen configureren:
    • Overdrachtscodering inschakelen: Schakel dit selectievakje in om de versleutelde overdracht tussen verschillende servers in te schakelen.
      Opmerking: Deze optie kan alleen worden geconfigureerd voor externe replicatietaken.
    • Gebruik de tijd in de GMT+0-tijdzone om de snapshots een naam te geven: U kunt dit selectievakje in- of uitschakelen om het naamgevingsbeleid voor snapshots in te stellen.
      • Wanneer u dit selectievakje inschakelt, krijgen snapshots de naam van de Greenwich Mean Time (GMT) wanneer ze worden gemaakt. Wordt de gedeelde map door gebruikers in andere tijdszones gebruikt of worden uw replicatietaken over verschillende tijdszones uitgevoerd, dan raden we u aan om deze optie te selecteren om misleidende tijdsinformatie in snapshotnamen te voorkomen.
      • Wanneer u dit selectievakje uitschakelt, krijgen snapshots na het maken de naam van de lokale tijd. In Configuratiescherm > Regionale opties kunt u de datum en tijd van uw Synology NAS instellen.
  7. Klik op OK om de nieuwe instellingen toe te passen.

Opmerking:

  • u kunt de replicatietaak alleen op de bron bewerken.
  • Een aantal tabbladen is mogelijk niet beschikbaar als de instellingen niet kan worden toegepast op uw meervoudig geselecteerde replicatietaken.
  • Wijziging van de snapshotnaamgevingsoptie zal de equivalente configuratie op de pagina Snapshot beïnvloeden.
  • Ga naar de pagina Snapshot om de bewaarinstellingen van uw gedeelde mappen te wijzigen.

De informatie van een gedeelde-mapreplicatie bekijken:

  1. selecteer de gedeelde-mapreplicatietaak die u wilt bekijken.
  2. Klik op Info.
  3. Er verschijnt een venster met de volgende informatie:
    • Status van deze replicatie.
    • Statistieken van deze replicatie.
    • Topologie van deze replicatie.

De synchronisatie van een gedeelde-mapreplicatie uitvoeren:

  1. selecteer de gedeelde-mapreplicatie die u wilt synchroniseren.
    Opmerking: met de toetsen Ctrl of Shift kunt u meerdere items selecteren.
  2. Klik op Actie > Sync.
  3. Voer de beschrijving in het veld Beschrijving in van de te nemen snapshot.
  4. Schakel het selectievakje Vergrendelen in of uit om te voorkomen dat deze gerepliceerde momentopname automatisch wordt verwijderd wanneer de automatische verwijdering wordt geactiveerd.
  5. Schakel het selectievakje Onveranderlijke snapshots in en stel een Beschermingsduur in. Deze functie voorkomt dat deze gerepliceerde snapshot tijdens een bepaalde periode wordt verwijderd. Advies is een periode van 7 tot 14 dagen in te stellen.
    Opmerking: Zodra het selectievakje Onveranderlijke snapshots is ingeschakeld, kunt u dit niet meer ongedaan maken. Deze optie wordt automatisch uitgeschakeld door het systeem wanneer de periode van bescherming afloopt.
  6. Klik op OK om de actie te bevestigen.

Opmerking:

  • is de beschikbare volumeruimte op de bron- of doelserver lager dan 100 MB, dan kunnen er geen synchronisatietaken worden uitgevoerd.
  • u kunt de synchronisatietaak alleen op de bronserver uitvoeren.
  • Na het voltooien van de synchronisatie wordt de gerepliceerde gedeelde map op de doelserver bijgewerkt en kunt u de herstelinformatie bekijken in Logboek.
  • Als een gecodeerde gedeelde map aan de doelserver is gekoppeld, moet u deze ontkoppelen alvorens synchronisatietaken uit te voeren en daarna opnieuw koppelen om de nieuwe gegevens op de doelserver te bekijken.

De synchronisatie van een gedeelde-mapreplicatie stoppen:

  1. selecteer de synchronisatie van de gedeelde-mapreplicatie die u wilt stoppen.
    Opmerking: met de toetsen Ctrl of Shift kunt u meerdere items selecteren.
  2. Klik op Actie > Stoppen.
  3. U ontvangt een bevestigingsbericht. Klik op Stoppen om de actie te bevestigen.

De initiële kopie van een replicatietaak voor een gedeelde map exporteren:

  1. selecteer de replicatietaak van de gedeelde map waarvan u de initiële kopie wilt exporteren.
    Opmerking: met de toetsen Ctrl of Shift kunt u meerdere items selecteren.
  2. Klik op Actie > Exporteren.
  3. Selecteer het doel waar u de initiële kopie naartoe wilt exporteren.

De initiële kopie van een replicatietaak voor een gedeelde map importeren:

  1. selecteer de replicatietaak van de gedeelde map waarvan u de initiële kopie wilt importeren.
    Opmerking: met de toetsen Ctrl of Shift kunt u meerdere items selecteren.
  2. Klik op Actie > Importeren.
  3. Selecteer de bron waar u de initiële kopie wilt importeren.

LUN

Voor de beste gebruikerservaring raden we u aan om dezelfde versie van Snapshot Replication op uw bron- en doelserver te installeren.

Belangrijk:

Snapshot Replication ondersteunt de volgende LUN-types:

  • Standaard LUN met opslagversnelling: Opslagversnelling moet ingeschakeld zijn. Bij DSM 6.1 en eerdere versies vielen deze LUN-instellingen onder Geavanceerde LUN.
  • Geavanceerde LUN op Btrfs-volume: Beschikbaar op DSM 6.2 en hoger. Dit type LUN is gemaakt op een Btrfs-bestandssysteem (aanbevolen).

 

Een replicatietaak voor een LUN maken:

  1. Ga naar tabblad LUN.
  2. Klik op Maken.
  3. De Replicatietaak maken-wizard verschijnt. Kies een onderstaande methode om uw replicatietaak te beheren:
  4. Volg de instructies van de wizard om een LUN te maken.
    Opmerking: Wanneer de doelserver een dual-controller model is, kunt u klikken op de knop Geavanceerde instellingen in de wizard Specificeer de doelserver voor replicatie, en Extra informatie invoeren voor een dual-controller model selecteren om de informatie van een andere controller in te voeren.

Opmerking:

  • de LUN moet als een Standaard LUN met opslagversnelling of een Geavanceerde LUN worden gemaakt.
  • Een Geavanceerde LUN kan alleen naar een Btrfs-volume worden gerepliceerd.
  • U kunt een-naar-veel/uitgebreide replicaties maken voor een LUN naar maximaal 3 verschillende doelservers. Iedere LUN kan echter slechts een externe replicatietaak naar elke doelserver hebben.
  • Het maximum aantal replicatietaken is 32. Raadpleeg de technische specificaties voor meer informatie.
  • Na het maken van de replicatietaak is het niet meer mogelijk om de beheermethode te wijzigen.
  • De door Cinder gebruikte LUN's kunnen niet worden gerepliceerd.
  • De poorten 3261 en 5566 zijn gereserveerd voor gegevensoverdracht van LUN-replicaties. Zijn de bron- en doelservers verbonden met verschillende routers, dan moet u eerst de poort doorsturen instellen.
  • Snapshots die niet tijdens de toegestane tijd worden genomen, worden overgedragen bij het starten van de toegestane tijd.

Uw replicatie beheren met VMware vCenter Site Recovery Manager

  • vCenter Site Recovery Manager™ is een framewerk van VMware® een biedt een noodherstel-managementoplossing. Het helpt u bij het plannen, testen en uitvoeren van herstelbewerkingen van virtuele machines. vCenter Site Recovery Manager ondersteunt naast vSphere Replication ook matrixgebaseerde replicaties.
  • Met Synology Storage Replication Adapter (SRA) kan vCenter Site Recovery Manager worden geïntegreerd met matrixgebaseerde replicatieproducten van Synology. Uw replicatietaak wordt op uw bronserver gemaakt en Synology SRA wordt gebruikt om de opdrachten van vCenter Site Recovery Manager op te halen en te verwerken. Om een noodherstelplan in de gebruikersinterface van vCenter Site Recovery Manager te maken, moet u eerst Synology Storage Replication Manager (SRA) installeren.
  • Hebt u gekozen om uw replicatietaak met vCenter Site Recovery Manager te beheren, dan worden sommige bewerkingen van uw replicatietaak uitgeschakeld in Synology Snapshot Replication (zoals Herstel, Failover testen etc.). Meld u aan bij vCenter om het noodherstelplan te beheren in de gebruikersinterface van vCenter Site Recovery Manager.

Een LUN-replicatie verwijderen:

  1. selecteer de LUN-replicatietaak die u wilt verwijderen.
    Opmerking: met de toetsen Ctrl of Shift kunt u meerdere items selecteren.
  2. Klik op Actie > Verwijderen.
  3. U ontvangt een bevestigingsbericht. Klik op Verwijderen om de actie te bevestigen.

Een LUN-replicatie bewerken:

  1. selecteer de LUN-replicatietaak die u wilt bewerken.
    Opmerking: met de toetsen Ctrl of Shift kunt u meerdere items selecteren.
  2. Klik op Actie > Bewerken.
  3. Er verschijnt een venster met de volgende tabbladen:
    • Partnerserver
    • Schema
    • Geavanceerd
  4. In het tabblad Partnerserver kunt u partnerserverinformatie zoals hostnaam, gebruikersnaam en wachtwoord bewerken. Klik op Geavanceerde instellingen om uw LUN-replicatietaak verder te bewerken:
    • Tabblad Partnerserver: wanneer u aangepaste poort doorsturen-regels gebruikt, kunt u de poorten wijzigen die door deze server voor verbinding met de partnerserver worden gebruikt.
    • Tabblad Bronserver: wanneer u aangepaste poort doorsturen-regels gebruikt, kunt u het IP en de poorten wijzigen die door de partnerserver voor verbinding met deze server worden gebruikt.
      Opmerking: voer geen IP bij Bronserver in om automatisch het beschikbare IP te detecteren voor verbinding door de partnerserver.
    • Voer extra informatie in voor een dual-controller model knop: Als de server een dual-controller model is, kunt u hier de informatie van de andere controller invoeren.
  5. In het tabblad Schema kunt u de volgende instellingen configureren:
    • Replicatieschema: Schakel het selectievakje Replicatieschema inschakelen in en stel de tijd en frequentie van de taak in.
    • Time-outmeldingsinstelling voor geplande synchronisatie: U krijgt een melding wanneer de tijd van de geplande synchronisatie de wachttijd overschrijdt.
      Opmerking: wanneer u de wachttijd instelt op 0 zal het systeem geen time-outmeldingen verzenden.
    • Snapshots alleen in overdrachtsperiode verzenden: U kunt een periode instellen waarbinnen alleen tijdens daluren snapshots mogen worden overgedragen. Hiermee vermindert u de impact van de overdracht van snapshots op de systeemprestaties. Alle onvolledige overdrachten worden hervat tijdens de volgende toegewezen periode.
    • Onveranderlijke snapshots: Schakel dit selectievakje in en stel een Beschermingsduur in. Deze functie voorkomt dat gerepliceerde snapshots tijdens een bepaalde periode worden verwijderd. Advies is een periode van 7 tot 14 dagen in te stellen.
  6. In het tabblad Geavanceerd kunt u de volgende instellingen configureren:
    • Overdrachtscodering inschakelen: Schakel dit selectievakje in om de versleutelde overdracht tussen verschillende servers in te schakelen.
    • Toepassingsconsistente snapshots inschakelen: Schakel dit selectievakje in of uit om toepassingsconsistente snapshots in of uit te schakelen.
  7. Klik op OK om de nieuwe instellingen toe te passen.

Opmerking:

  • u kunt de replicatietaak alleen op de bron bewerken.
  • een aantal tabbladen is mogelijk niet beschikbaar als de instellingen niet kunnen worden toegepast op enkele van uw meervoudig geselecteerde replicatietaken.
  • Het wijzigen van de toepassingsconsistentie-instellingen zal van invloed zijn op de equivalente configuratie op pagina Snapshot.
  • Ga naar de pagina Snapshot om de bewaarinstellingen van uw LUN’s te wijzigen.

De informatie van een LUN-replicatie bekijken:

  1. Selecteer de LUN-replicatietaak die u wilt bekijken.
  2. Klik op Info.
  3. Er verschijnt een venster met de volgende informatie:
    • Status van deze replicatie.
    • Statistieken van deze replicatie.
    • Topologie van deze replicatie.

De synchronisatie van een LUN-replicatie uitvoeren:

  1. Selecteer de LUN-replicatietaak die u wilt synchroniseren.
    Opmerking: met de toetsen Ctrl of Shift kunt u meerdere items selecteren.
  2. Klik op Actie > Sync.
  3. Voer de beschrijving in het veld Beschrijving in van de te nemen snapshot.
  4. Schakel het selectievakje Vergrendelen in of uit om te voorkomen dat deze gerepliceerde momentopname automatisch wordt verwijderd wanneer de automatische verwijdering wordt geactiveerd.
  5. Schakel het selectievakje Onveranderlijke snapshots in en stel een Beschermingsduur in. Deze functie voorkomt dat deze gerepliceerde snapshot tijdens een bepaalde periode wordt verwijderd. Advies is een periode van 7 tot 14 dagen in te stellen.
    Opmerking: Zodra het selectievakje Onveranderlijke snapshots is ingeschakeld, kunt u dit niet meer ongedaan maken. Deze optie wordt automatisch uitgeschakeld door het systeem wanneer de periode van bescherming afloopt.
  6. Klik op OK om de actie te bevestigen.

Opmerking:

  • is de beschikbare volumeruimte op de bron- of doelserver lager dan 1 GB, dan kunnen er geen synchronisatietaken worden uitgevoerd.
  • u kunt de synchronisatietaak alleen op de bronserver uitvoeren.
  • Na het voltooien van de synchronisatie wordt de gerepliceerde LUN op de Btrfs-volume met ingeschakelde snapshotfunctie bijgewerkt op het doel en ziet u de herstelinformatie in Logboek.

De synchronisatie van een LUN-replicatie stoppen:

  1. Selecteer de LUN-replicatietaak die u wilt stoppen.
    Opmerking: met de toetsen Ctrl of Shift kunt u meerdere items selecteren.
  2. Klik op Actie > Stoppen.
  3. U ontvangt een bevestigingsbericht. Klik op Stoppen om de actie te bevestigen.

De initiële kopie van een replicatietaak voor een LUN exporteren:

  1. Selecteer de LUN van de gedeelde map waarvan u de initiële kopie wilt exporteren.
    Opmerking: met de toetsen Ctrl of Shift kunt u meerdere items selecteren.
  2. Klik op Actie > Exporteren.
  3. Selecteer het doel waar u de initiële kopie naartoe wilt exporteren.

De initiële kopie van een replicatietaak voor een LUN importeren:

  1. Selecteer de replicatietaak van de LUN waarvan u de initiële kopie wilt importeren.
    Opmerking: met de toetsen Ctrl of Shift kunt u meerdere items selecteren.
  2. Klik op Actie > Importeren.
  3. Selecteer de bron waar u de initiële kopie wilt importeren.

Gelijktijdige taken

Configureer het aantal gelijktijdige taken om systeembronnen beter toe te wijzen. Voor meer efficiency bij de synchronisatie stelt u de gelijktijdige taken in op een hogere waarde. Om daarentegen meer systeembronnen te reserveren voor andere services tijdens de synchronisatie, stelt u het getal in op 1, wat ook de standaardinstelling is.

Een-naar-veel/uitgebreide replicatie

U kunt meerdere replicaties van een gedeelde map/LUN naar meerdere doelservers maken, waardoor een een-naar-veelschema wordt gevormd. U kunt ook een uitgebreide replicatie voor een gerepliceerde gedeelde map/LUN maken, waardoor een uitgebreid schema wordt gevormd.

Opmerking:

  • bij een-naar-veel- of uitgebreid schema kan een replicatietaak maximaal drie doelen hebben.

Bewaarbeleid

Met het instellen van een bewaarbeleid, kunt u uw opslagruimte efficiënter beheren door de gewenste snapshots te bewaren. U kunt kiezen uit drie opties voor het bewaarbeleid:

  • Aantal te behouden laatste snapshots: Geef het aantal van de laatste snapshots op die moeten worden bewaard.
  • Alle snapshots bewaren gedurende: Bewaar alle snapshots van bepaalde dagen.
  • Geavanceerd bewaarbeleid: Snapshots kunnen voor langere tijd worden bewaard, maar uw opslagruimte kan tegelijkertijd worden opgeslagen.
    • U kunt meerdere regels instellen en het bewaarbeleid aanpassen aan uw behoeften.
      • Bewaar alle snapshots van bepaalde dagen.
      • Met geavanceerd bewaarbeleid kunt u ook de laatste snapshots van verschillende tijdframes voor bepaalde perioden bewaren. U kunt kiezen hoe lang de uurlijks, dagelijkse, wekelijkse, maandelijkse en jaarlijkse snapshots in het systeem worden bewaard. Bijvoorbeeld Bewaar de laatste snapshot van de week gedurende 7 weken , betekent dat de laatste opname die gedurende een week is gemaakt, zeven weken wordt bewaard nadat deze is gemaakt.
      • Zo moet u ook instellen Aantal te bewaren laatste snapshots. Als er minder snapshots zijn dan het opgegeven aantal, wordt het bewaarbeleid niet van kracht. Dit is een verplicht veld.
    • Geavanceerd bewaarbeleid maakt gebruik van GFS, ofwel het bewaarmechanisme Grandfather-Father-Son.
    • Een snapshot kan aan meer dan één bewaarregel tegelijk voldoen. Een snapshot kan bijvoorbeeld tegelijkertijd worden bewaard door de wekelijkse bewaarregel en de dagelijkse bewaarregel.

Voorbeeld
Het is nu oktober en je hebt een snapshotschema dat elke dag één snapshot maakt. Als u een bewaarbeleid wil inplannen dat de afgelopen negen maanden bestrijkt en het volgende wilt bewaren

  • Dagelijkse snapshots van de eerste 3 maanden (september, augustus en juli)
  • Wekelijkse snapshots van de 4e tot 6e maand (juni, mei en april)
  • Maandelijkse snapshots van de 7e tot 9e maand (maart, februari en januari)
  • laatste 10 snapshots

zou u de volgende instellingen moeten raadplegen:

Een snapshot kan aan meer dan één bewaarregel voldoen. Zo kan de eerste wekelijkse snapshot ook de zevende dagelijkse snapshot zijn en kan de eerste maandelijkse snapshot ook de vierde wekelijkse snapshot zijn.

Door het Aantal te bewaren laatste snapshots in te stellen, wordt voorkomen dat het bewaarbeleid alle snapshots verwijdert wanneer het systeem stopt met het maken van nieuwe snapshots en de 10 laatste snapshots zijn de dagelijkse snapshots die in de afgelopen 10 dagen zijn gemaakt.

Gedeelde map
LUN
Gelijktijdige taken
Een-naar-veel/uitgebreide replicatie